De moderne textielindustrie kent een zo ontzaglijk groot aantal bewerkingen van vezels en weefsels, dat het absoluut onmogelijk is hiervan in een klein bestek een juiste beschrijving te geven. De vele speciale effecten worden met behulp van uiterst ingewikkelde processen verkregen. Iedere soort vezel eist een zeer speciale behandeling bij het verven, spinnen en weven.
De voornaamste vezelstoffen, die de natuur ons biedt, zijn katoen, wol en zijde. Hiernaast is het gelukt enige soorten kunstzijde zodanig te ontwikkelen dat ze niet alleen de natuurlijke vezelstoffen kunnen vervangen, doch hiernaast zeer speciale eigenschappen bezitten, zodat ze geheel zelfstandige toepassingen vinden.
← scroll → bij het lezen op klein scherm | |||||
Katoen | Linnen | Jute | Hennep | Rameh | |
---|---|---|---|---|---|
branden | branden gemakkelijk met bijtende reuk | ||||
natronloog s.g. 1,38 |
onoplosbaar | onoplosbaar | bruin onoplosbaar |
geel onoplosbaar |
onoplosbaar |
alkalische loodoplossing |
neg. | neg. | neg. | neg. | neg. |
zwavelzuur s.g. 1,84 |
lost vlug op | langzaam oplosbaar |
langzaam oplosbaar |
langzaam oplosbaar |
langzaam oplosbaar |
salpeterzuur | onoplosbaar | onoplosbaar | bruin onoplosbaar |
geel onoplosbaar |
onoplosbaar |
ammoniakale koperoplossing |
oplosbaar | oplosbaar | onoplosbaar | onoplosbaar | onoplosbaar |
anilinesulfaat | neg. | neg. | geel | geel | neg. |
aceton | neg. | neg. | neg. | neg. | neg. |
jodium en zwavelzuur |
blauw | blauw | geel | geel | blauw |
← scroll → bij het lezen op klein scherm | |||||
Viscose | Chardonet | Neetant | Wol | Zijde | |
---|---|---|---|---|---|
branden | gemakkelijk met bijtende reuk |
vormt druppels | branden langzaam met kenmerkende reuk |
||
natronloog s.g. 1,38 |
onveranderd | lost gedeeltelijk op |
de vezel zwelt | koud oplosbaar | warm oplosbaar |
alkalische loodoplossing |
neg. | neg. | neg. | zwart | neg. |
zwavelzuur s.g. 1,84 |
lossen vlug op | langzaam oplosbaar |
langzaam oplosbaar |
||
salpeterzuur | lossen gemakkelijk met gele kleur op | geel onoplosbaar |
geel oplosbaar |
||
ammoniakale koperoplossing |
gedeeltelijk oplosbaar | onveranderd | onoplosbaar | koud oplosbaar | |
anilinesulfaat | neg. | neg. | neg. | neg. | neg. |
aceton | onoplosbaar | neg. | oplosbaar | neg. | neg. |
jodium en zwavelzuur |
neg. | neg. | neg. | neg. | neg. |
difenylamine en zwavelzuur |
neg. | blauw | neg. | neg. | neg. |
Bij alle fijne weefsels neemt men hiervoor zuivere huidlijm. Zwaveldioxyde en sulfieten mogen niet, ook niet in sporen, aanwezig zijn. Daar de later bij het verven gebruikte kleurstoffen zeer gevoelig zijn mag de gebruikte lijmoplossing ook geen zuur of alkali bevatten.
Voor katoenen weefsel neemt men huidlijm of beenderlijm; het weefsel wordt steviger en voelt dikker aan. De concentratie van de lijmoplossing moet hier aan zeer speciale eisen voldoen; te dun dringt de oplossing geheel in de vezel binnen en maakt ze te hard, te dik blijft de lijm geheel buiten op de vezel zitten en hecht niet voldoende aan de vezel. Men neemt nu een dunne lijmoplossing en voegt hierna aluin toe, waardoor de oplossing dikker wordt zonder te veel lijm te bevatten. Vloerkleeden, geweven behangsel en andere zware weefsels worden gewoonlijk op deze wijze gelijmd, verder ook het stro dat voor het maken van hoeden gebruikt wordt. Wanneer de kleur zuiver wit moet blijven wordt de lijm te voren nog gebleekt.
Voor het versieren van weefsels bedrukt men ze dikwijls met metaalpoeder, dus bronspoeder met hete lijm- of gelatine-oplossingen als bindmiddel. Bronspoeder verkrijgt men tegenwoordig in vele kleuren en het bestaat dan uit aluminium- of koperlegeringen. De walsen, die voor het drukken gebruikt worden, moet men met stoom verwarmen. Het bedrukte weefsel wordt na het bedrukken onmiddelijk gedroogd.
Door het gebruik van de hete lijmoplossing hecht het metaalpoeder zeer sterk aan het weefsel. Toch verbetert men dit nog aanmerkelijk door het droge bedrukte weefsel tussen zware kalanderwalsen te persen; ook de glans wordt hierdoor verhoogd.
Hoewel een groot gedeelte van het met metaal bedrukte weefsel voor carnavalkleeding gebruikt wordt, bedrukt men hier en daar stoffen die voor het dagelijks gebruik bestemd zijn met metaalpoeders, in dit geval natuurlijk uiterst dun en niet opvallend. Hier moet het metaalpoeder natuurlijk absoluut vast op het weefsel zitten en men moet betere bindmiddelen gebruiken. Gedeeltelijk gebruikt men bindmiddelen als bloedlijm, die na het drogen onoplosbaar zijn, of bindmiddelen als caoutchouc of cellulose-esters.
Men laat bv. 10 dl bloedalbumine met 15 dl water een nacht weeken, lost dan op, filtreert, voegt ¾ dl terpentijn-essence toe en mengt tenslotte met 1-3 dl bronspoeder.
Daar het bloedalbumine nooit geheel reukeloos is, vervangt men het soms door ei-albumine, hetgeen echter veel duurder is.
Soms neemt men caoutchouc als bindmiddel. Hiertoe lost men caoutchouc in benzine op en mengt nu 1000 dl van de oplossing met 100-150 dl bronspoeder.
Voor het drukken van zeer fijne dessins gebruikt men cellulose-acetaat als bindmiddel. Ook een oplossing van cellulose in koperoxyde-ammoniak wordt toegepast. De verhouding van bindmiddel tot brons poeder moet men in de praktijk bepalen, trouwens het bedrukken van weefsels is in het algemeen een kwestie van ervaring.
Zeer fraaie effecten bereikt men door de bronsverven met kleurstoffen te mengen.
Gesulfoneerde talk | 36-42 | dl | |
Rundvet | 18-24 | dl | |
Tragacanth | 1-1,5 | dl | |
Water | 38-45 | dl |
Dextrine | 150 | dl | |
Bitterzout | 90 | dl | |
Monopolezeep | 7 | dl | |
Water | 753 | dl | |
of dikker: | |||
Dextrine | 200 | dl | |
Bitterzout | 130 | dl | |
Glucose | 50 | dl | |
Monopolezeep | 7 | dl | |
Water | 723 | dl | |
of goedkoper: | |||
Aardappelmeel | 50 | dl | |
Bitterzout | 50 | dl | |
Monopolezeep | 5 | dl | |
Water | 895 | dl |
De monopolezeep moet voor het toevoegen bij de rest in zoveel mogelijk water opgelost worden. Het mengen wordt verbeterd door onmiddellijk met de zeep tezamen een kleine hoeveelheid dextrine op te lossen. Het is dan niet nodig de appretuur na het toevoegen van de zeep nog eens op te koken.
Gesulfoneerde talk | 22-26 | dl | |
Japanwas | 12-15 | dl | |
25-pcts trinatriumfos- | |||
faatoplossing | 20-24 | dl | |
Water | 50-60 | dl |
De Japanwas wordt eerst met een deel van het trinatriumfosfaat geëmulgeerd. Hierna mengt men de talk met een derde deel van de wasemulsie en de rest van de fosfaatoplossing en emulgeert. Tenslotte voegt men de rest van de wasemulsie toe en roert tot de emulsie geheel homogeen is. De emulsie mag niet gekookt worden.
De voorbehandeling van het katoen voor het verven hangt geheel af van de toestand, waarin het materiaal in de ververij aankomt.
Strengen worden gewoonlijk met een 0,25-0,5-pcts oplossing van gecalcineerde soda, met 1 % gesulfoneerde olie gedurende 3 uur onder zwakke overdruk uitgekookt. Het weefsel moet, als het gereed is, vooral buitengewoon nauwkeurig uitgekookt worden om alle appretuur te verwijderen, daar het weefsel anders bij het verven de kleurstof ongelijkmatig opneemt en dan ontstaan soms de mooiste landkaarten. Zekerheid biedt het toevoegen van 0,1-0,2 % activin (het natriumzout van p-toluolsulfochlooramide). Weefsel dat gebleekt moet worden kookt men met een oplossing van 3 % natronloog, 2 % gecalcineerde soda, 1 % gesulfoneerd vet en 0,1-0,2 % activin gedurende 4 uur. Met een oplossing van jodium in joodkalium kan men controleren of alle stijfsel opgelost is.
Stukken weefsel, die later met kuipkleurstoffen geverfd moeten worden, naait men aan elkaar zodanig, dat de einden over elkaar vallen. Bij het tegen elkaar naaien ontstaan later donkere strepen. Fijne weefsels en ook gebreid goed wordt niet onder druk gekookt doch in open ketels. Ruwe katoen en ruwe garens worden in mechanische apparaten gekookt, vaak ook alleen in koud behandeld om het materiaal gemakkelijker verspinbaar te houden.
Voor het verven van garens op spoelen en gehele kettingboomen heeft men apparaten geconstrueerd. Met vele kleurstoffen is het dan echter moeilijk een volkomen gelijkmatige tint te verkrijgen. Trouwens ook het verven van garens in strengen is niet gemakkelijk en vereist veel ervaring. Men heeft allerlei hulpmiddelen om de kleur gelijkmatiger te doen opnemen, veel van deze preparaten verslechteren echter het verfproces zelf. Met glucose verkrijgt men gunstige resultaten, de hoeveelheid loog moet dan echter verhoogd worden. De gelijkmatigst geverfde strengen verkrijgt men wanneer de verver de kunst verstaat door tussendoor uitwringen van de streng en bij kuipkleurstoffen door opnieuw toevoegen van hydrosulfiet de ongelijkmatige invloeden uit te schakelen; dit is een kwestie van ervaring. Verder kan men bij kuipkleurstoffen bij een te lage temperatuur beginnen en pas wanneer de strengen door en door vochtig zijn de temperatuur verhogen.
Na het verven moet het materiaal uitgehangen worden om zuurstof op te nemen. Deze oxydatie kan men veel vlugger en gemakkelijker uitvoeren door na te oxyderen met een bad van 0,5 cm³ 30-pcts waterstofperoxyde per liter.
Men kan ook natriumperboraat nemen en wel 1-3 % van het gewicht der behandelde garens. Bij 30°-38℃ is de oxydatie in een kwartier afgelopen. Hierna kan men de vloeistof tot koken verhitten en zeep toevoegen.
Men werkt met directe kleurstoffen. Voor lichte kleuren wordt de kleurstof eerst opgelost, gefiltreerd en dan in de kuip bij de rest van het water gevoegd. Men verft eerst 10 min bij 27℃, hierna voegt men 5 % van het weefsel glauberzout toe en verhoogt de temperatuur tot 50℃; de juiste tint moet nu in 15 min bereikt zijn.
Voor donkere kleuren neemt men meer glauberzout en verhoogt de temperatuur tot 71℃. Tenslotte voegt men ½-1 % zuivere olijfoliezeep toe en droog bij 38℃.
Hoedenstro kan men zeer fraai lichtgroen verven met een oplossing van 5 % azijnzuur en 5 % malachietgroen in kristallen.
Men verft bij 70℃, het duurt ongeveer een uur, afhankelijk van de tint die men bereiken wil. Hierna wordt het stro uit het bad genomen, goed met schoon water gewassen, gecentrifugeerd en bij lage temperatuur gedroogd.
De wol wordt eerst met een verdunde oplossing van ammoniak behandeld. Men neemt 3-5 % ammoniak, berekend ten opzichte van het gewicht van de wol. De wol moet goed met de oplossing doordrenkt worden. Hierna wordt de wol met warm water uitgewassen. Eventueel kan men de bewerking nog eens met 2 % ammoniak herhalen.
Nu lost men in een houten kuip 3 tot 5 % basisch zinksulfoxalaatformaldehyde in heet water op onder toevoeging van 3 tot 5 % azijnzuur van 28 %. De wol verhit men nu met deze oplossing tot koken en laat 20 min doorkoken. Hierna voegt men nog eens 3 % azijnzuur toe en laat weer 15 min koken. Tenslotte wordt de wol goed met warm water uitgewassen.Turksch-roodolie | 5 | dl | |
Olijfoliezeep | 5 | dl | |
Natronloog | 1 | dl | |
Water | 800 | dl |
Trinatriumfosfaat | 1 | dl | |
Olijfoliezeep | 2 | dl | |
Water | 97 | dl |
Tegenwoordig verft men katoen gewoonlijk met de direct kleurende kleurstoffen, dus kleurstoffen die zonder bijzondere voorbereiding zich vast aan de vezel hechten. Het verfbad moet alleen een bepaalde hoeveelheid keukenzout bevatten. Deze kleurstoffen zijn door de leek het gemakkelijkst toe te passen en geven de beste resultaten. Bovendien komen deze kleurstoffen ook in kleine hoeveelheden verpakt in de handel.
Voor geel neemt men per 100 kg katoen 1 kg kleurstof en 5 kg keukenzout. Het bad wordt op 60℃ gebracht en bij deze temperatuur dompelt men het katoen in de vloeistof. De oplossing wordt nu langzamerhand tot koken verhit en wordt met de stof ongeveer drie kwartier doorgekookt. De stof wordt dan goed uitgewassen en gespoeld en tenslotte gedroogd.
Voor een normaal rood neemt men per 100 kg katoen, 2 kg kleurstof en 10 kg zout, eveneens voor normaal blauw en groen; voor zwart neemt men 5 kg kleurstof en 25 kg zout.
De namen van kleurstoffen variëren per fabrikant. Bij het bestellen van anilinekleurstoffen voor dit doel en ook voor het verven van alle andere stoffen geeft men aan den leverancier zo precies mogelijk het doel op waarvoor ze gebruikt worden.
Enkele kleurstoffen zijn:
chrysaminegeel, chloraminegeel, aurophenine, dianyloranje, chlorantinegeel, diaminegeel, congorood, oxaminerood, dianylrood, thiazinerood, congorubin, diaminbrillantviolet, dianylgranaat, chlorantinebordeaux, diaminerosa, erica, geranine, diaminblauw, oxamineblauw, azoblauw, brillantazurin, brillantechtblauw, difenylgroen, dianylgroen, congobruin, plutobruin, cupranilbruin, dianylzwart, diaminezwart, columbiazwart, benzozwart, enz.
Voor wol gebruikt men gewoonlijk de zg. zure kleurstoffen. Als zuur voegt men zwavelzuur of azijnzuur toe. Gewoonlijk bevat het verfbad ook nog glauberzout.
Water | 3000 | l | |
Zwavelzuur | 3 | kg | |
Glauberzout | 10 | kg | |
Kleurstof | 1-5 | kg |
De oplossing wordt op 60℃ verwarmd. Men dompelt het weefsel in de vloeistof, verwarmt langzamerhand tot koken en kookt drie kwartier voorzichtig door.
geel: | naphtolgeel, tartrozine, flavavine, metanilgeel, chinolingeel, kitongeel, supramingeel, enz. |
oranje: | oranje II, N, IV, kitonechtoranje, G, R, enz. |
rood: | ponceau, brillantcroceïne, scharlakenrood, roccellin, azorubin, naphtolrood, amaranth, Bordeaux, lanafuchsine, kitonrood, enz. |
violet: | zuurviolet, victoriaviolet, Guineaechtviolet, enz. |
blauw: | azozuurblauw, naphtalineblauw, cyanine, cyanol, wolblauw, neptunusblauw, waterblauw, indigokarmijn, kitonechtbJauw, neolanblauw, wolechtblauw, enz. |
groen: | zuurgroen, neptunusgroen, naphtalinegroen, cyanolgroen, enz. |
zwart: | naphtylaminezwart, naphtolblauwzwart, naphtolzwart, brillantzwart, zuurzwart, amidonaphtolzwart, palatinzwart, agalmazwart, azozuurzwart, enz. |
Bijzonder lichtechte kleuren verkrijgt men met de anthrachinonkleurstoffen, die in bijna alle kleuren gemaakt worden.
De neolankleurstoffen, die metaalverbindingen van azokleurstoffen zijn, worden in tamelijk sterk zure oplossingen verwerkt, geven echter buitengewoon lichtechte kleuren.
In zwak zure oplossing gebruikt men de resolcinekleurstoffen, die buitengewoon heldere en levendige kleuren geven. Hiertoe behandelt men de wol eerst met een oplossing van :2 % wijnsteen, 2% aluin en 1-2 % azijnzuur; men kookt ongeveer 1½ uur. Hierna koelt men tot 40℃ af, voegt de kleurstof toe en verhit weer langzamerhand tot koken. Tenslotte kookt men nog een half uur door.
Voor zeer goedkope kleuren werkt men met basische kleurstoffen, die in een neutrale oplossing verwerkt worden. Men verwijdert uit het water de kalk door per 1000 l ongeveer 0,5 tot 1,5 l verdund azijnzuur toe te voegen, lost de kleurstof op en verft dan ongeveer drie kwartier iets onder het kookpunt. Bij sommige kleurstoffen mag de temperatuur niet hoger worden dan 70℃, dit is het geval bij auramine, diamantfuchsine en diamantgroen.
Als kleurstoffen gebruikt men: auraminen, thioflavinegeel, cerise, rhodamine, fuchsine, safranine, methylviolet, kristalviolet, victoriablauw, methyleenblauw, malachietgroen, brillantgroen, chrysoidine, Bismarckbruin, vesuvine, fosfine, enz.
Zijde kan men met directe, zure en basische kleurstoffen verven. Het vereist echter ontzaglijk veel ervaring een bepaalde tint te verkrijgen en het verven van zijde is een beroep waarin men nooit uitgeleerd is.
De directe kleurstoffen worden in neutrale oplossing verwerkt. Bij sommige kleurstoffen moet men tegen het einde van het verven het bad met azijnzuur iets zuur maken.
Bij de zure kleurstoffen wordt het bad met zwavelzuur zuur gemaakt, terwijl bij de basische kleurstoffen gewoonlijk ook iets azijnzuur toegevoegd wordt.
De kleurstoffen zijn dezelfde als die voor katoen en wol gebruikt worden.
Echte zijde wordt zelden zonder meer geverfd, bijna altijd wordt de zijde met behulp van onoplosbaar wordende zouten zwaarder gemaakt. In de eerste plaats wil men gewoonlijk het verlies aan gewicht, dat bij het uitkoken van de bast ontstaat, weer toevoegen. Bovendien wil men de zijde zo zwaar mogelijk maken om het weefsel in kwaliteit meer te doen schijnen dan in werkelijkheid het geval is. Men behandelt de zijde dus afwisselend met zoutoplossing, waardoor in en op de vezel onoplosbare neerslagen ontstaan. Deze neerslagen past men aan de kleur, die de zijde moet krijgen, aan. Voor zwart neemt men dan natuurlijk zo donker mogelijke neerslagen, waardoor later de kleur beter dekt en men dus gemakkelijker een werkelijk diep zwart verkrijgt. Men neemt hiervoor bv. Berlijnsch blauw.
Voorkom ongelukken!
Gevaarlijk vergiftige stoffen worden bij het recept aangegeven. Men mag echter nooit vergeten dat alle chemicaliën relatief gevaarlijk zijn. Na het werken met chemicaliën moet men dus in ieder geval de handen wasschen, gedurende het werk mag men met de handen niet aan de oogen komen. Bij het werken met brandbare vloeistoffen mag volstrekt geen vuur in het vertrek aanwezig zijn.
Aanvulling door vindikhier.nl
Beslist lezen!
Op deze website geven wij de oorspronkelijke tekst weer van het boek 'mengen en roeren, verschenen in 1936. Lees vooral de inleiding met onderwerpen als verwarmen (boven waterbad, ofwel au bain-marie) en andere veiligheidszaken. Gebruik beschermende kleding, handschoenen en veiligheidsbril bij het werken met gevaarlijke stoffen.
Sommige recepten of in recepten vermelde stoffen zijn wellicht in onbruik geraakt, niet meer verkrijgbaar, niet meer toegestaan of zelfs ronduit gevaarlijk.
Denk daarbij aan bijvoorbeeld asbest. Maar ook aan gevaarlijke stoffen als arsenicum en strychnine. Ga dus geen recepten namaken zonder kennis van zaken of met gevaarlijke of verboden stoffen. Met andere woorden:
'Enjoy Life' |
disclaimer | mixandstir.com | w3schools | GFDL | GoodFon.com | pixabay | pexels |pinterest | pxhere.com | unsplash.com copyright © 2013 - vindikhier.nl - all rights reserved under construction |